In het Italiaans is het woord voor koekje 'biscotto'.

Dat lijkt een beetje op biscuit, hetgeen uit het Frans de Nederlandse taal is binnengekomen. Het betekent twee keer gebakken.

'Cotto' betekent gebakken ('cuocere' is het hele werkwoord).

Vroeger waren er niet zozeer koekjes, maar werden sneetjes brood nogmaals in de oven gelegd zodat ze daarna, op een droge plek bewaard, heel lang goed konden blijven. Een soort beschuit, dat ook erg veel ook 'biscuit' lijkt. Kan geen toeval zijn!

Het beroemde Italiaanse aardewerk heet ook 'cotto', het wordt immers (in een oven) gebakken.

'Biscotto' is, op aardewerk gebied, het aardewerk dat nog geglazuurd moet worden, biscuit dus. Dat is wel vreemd, gezien het in dat geval pas één keer is gebakken.