In de Italiaanse spreektaal wordt rijkelijk gestrooid met het woord (of stopwoordje) 'infatti'. Het betekent inderdaad.

'Un fatto' is een feit.

'Infatti' kan dus gelezen worden als met feiten ... dat komt neer op inderdaad (synoniemen zijn feitelijk, daadwerkelijk en ... in facto!).

Overigens is 'fatto' ook het voltooid deelwoord van 'fare':

'Ho fatto' (Ik ben klaar). En verder bijvoorbeeld 'hai fatto, hanno fatto'.

'Infatti, quando hai fatto i compiti, ti puoi rilassare' (Inderdaad, zodra je het huiswerk af hebt mag je je ontspannen).